Belastingschuld blijft industriële bedrijven achtervolgen
Bij 14 procent van de industriële bedrijven stond op 28 februari dit jaar in totaal nog een belastingschuld van 1,8 miljard euro open. Deze schuld, die tijdens de lockdown is ontstaan, drukt de komende maanden fors op het resultaat.
Vooral in de auto-onderdelenindustrie en in de scheepsbouw kampen veel bedrijven met een belastingschuld.
Dit blijkt uit onderzoek van ABN AMRO dat is gebaseerd op data van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en transactiedata van de bank. Het gaat bij het uitstel vooral om omzetbelasting en personeelskosten, zoals loonheffing, sociale premies en inkomstenbelasting. Het demissionaire kabinet Rutte III neemt naar verwachting deze week een besluit over de toekomst van de noodpakketten en het daarbij behorende belastinguitstel nu de uitstelregeling op 1 juli afloopt.
Industrie
ABN AMRO heeft onderzoek gedaan naar het hele bedrijfsleven. Het blijkt dat de verschillen groot zijn tussen de branches en tussen bedrijven als het gaat om bedrijfsomvang. Het percentage ondernemingen met een belastingschuld ligt in de industrie iets hoger dan het gemiddelde van ruim 10 procent voor het hele bedrijfsleven. Gemiddeld hebben industriële ondernemingen een schuld van 183.000 euro, ruim het dubbele van het gemiddelde van 80.000 euro voor het hele bedrijfsleven.
Indien de winsten de komende jaren terugkeren naar het peil van 2019, bedraagt de schuld gemiddeld ongeveer een halve jaarwinst. Gemiddeld moeten industriële ondernemingen dus naar schatting zes maanden winst inleveren om de belastingschuld af te lossen. Uitgesmeerd over 36 maandelijkse aflossingstermijnen bedraagt de schuld gemiddeld zo’n 16 procent van het bruto bedrijfsresultaat. Vanaf 2022 komt daar nog 4 procent invorderingsrente bij.
Auto-onderdelenindustrie en scheepsbouw
Vooral in de auto-onderdelenindustrie en in de scheepsbouw kampen veel bedrijven met een belastingschuld. In deze beide branches staat bij 22 procent van de bedrijven nog een bedrag open. In de auto-onderdelenindustrie gaat het gemiddeld om een bedrag van 425.000 euro, in de scheepsbouw om circa 646.000 euro. Voor leveranciers van auto-onderdelen bedraagt de schuld gemiddeld naar schatting een half jaar brutowinst.
Voor veel scheepsbouwers zal het vermoedelijk moeilijk worden de schuld af te lossen, want in deze branche wordt al jaren weinig winst gemaakt. Het risico op faillissementen lijkt daarom in deze branche aanwezig. Dat is vooral een risico voor andere schuldeisers dan de fiscus, want de fiscus is een zogenoemde preferente schuldeiser, wat wil zeggen dat bij een faillissement andere schuldeisers achteraan de rij moeten aansluiten, tenzij ze een beroep kunnen doen op een pandrecht.
Sterke terugval in orders
Uit transactiedata van ABN AMRO blijkt dat de belastingachterstanden vooral in het tweede kwartaal van 2020 zijn ontstaan, tijdens de eerste coronagolf. Veel leveranciers van auto-onderdelen in de auto-onderdelenindustrie, de basismetaalindustrie, de metaalproductenindustrie en de rubber- en kunststofindustrie kampten toen met een sterke terugval van orders, onder andere doordat de Europese auto-industrie zo’n twee maanden stil lag. Ook in andere branches trapten inkoopmanagers op de rem om voorraden en daarmee het werkkapitaal te beperken.
Veel ondernemingen in de metaalsector en in de rubber- en kunststofindustrie leveren ook aan andere industriële ondernemingen en hadden dus last van de afbouw van voorraden. Voor de gehele industrie nam de belastingafdracht af met zo’n 45 procent, terwijl de productie veel minder inzakte. Vanaf het derde kwartaal betaalden industriële ondernemingen alweer bijna net zoveel als in dezelfde periode een jaar eerder, maar de schuld die in het tweede kwartaal is ontstaan, is vermoedelijk bij veel ondernemingen in stand gebleven. In de zomer klom de industriële productie uit het dal, al geldt dat niet voor alle ondernemingen. Het herstel van de metaalproductenindustrie bleef wat achter bij dat van veel andere industriële branches, vermoedelijk doordat in het najaar de productie van machinebouwers sterk inzakte.
Onvoldoende kapitaal
Hoewel de industriële productie in 2021 sterk opveert, zijn de vooruitzichten voor zwaar getroffen ondernemingen niet per se goed. Industriële bedrijven concurreren vaak op internationale schaal en doordat de loonkosten in Nederland hoog zijn, moet de Nederlandse industrie voortdurend investeren in automatisering om de arbeidsproductiviteit te verhogen. Indien ondernemingen over onvoldoende kapitaal beschikken om de nodige investeringen te doen, leggen zij het af tegen concurrenten uit landen als Polen, waar de loonkosten veel lager zijn zodat er minder kapitaal nodig is.
Uit cijfers van het CBS blijkt dat ondernemers in de metaalsector nog altijd van plan zijn in 2021 minder te investeren, ondanks het sterk verbeterde producentenvertrouwen. Daarnaast blijkt uit de conjunctuurenquête van het CBS dat het aantal bedrijven dat financiële beperkingen ervaart in deze branches hoger is dan in andere industriële branches. Hoewel het aantal faillissementen nog altijd laag is, kunnen bedrijven met grote schulden in de problemen komen op het moment dat ze moeten aflossen. Daarnaast kan een gebrek aan investeringsruimte uiteindelijk de continuïteit van de onderneming in gevaar brengen. Sommige ondernemers, vooral de wat oudere, zijn daarom op zoek naar een investeerder die het bedrijf wil overnemen, zo blijkt uit gesprekken die ABN AMRO voerde met ondernemers. De waarde van de onderneming wordt echter gedrukt door de toegenomen schuld en het afgenomen eigen vermogen.