Herstel industrie mindert vaart
Er was in de Nederlandse industrie in juni sprake van een verbetering van de bedrijfsomstandigheden, al was deze minder groot dan vorige maand en waren er aanwijzingen van een stagnerende vraag. De Nevi PMI daalde van 52.5 in mei naar 50.7 in juni.
Vier van de vijf PMI-componenten waaruit de inkoopmanagersindex wordt samengesteldĀ (nieuwe orders, productieomvang, werkgelegenheid, levertijden en voorraad ingekochte materialen) hadden een negatieve invloed op het cijfer. De verbetering van de bedrijfsomstandigheden was dan ook bescheiden en de kleinste in de huidige periode van groei van drie maanden.
Kleinere groei nieuwe orders
Het aantal ontvangen nieuwe orders steeg in juni voor de vierde maand op rij. De groei was echter kleiner dan in mei toen het hoogste niveau in 25 maanden werd bereikt en dit werd deels toegeschreven aan de hernieuwde daling van de internationale verkoop. Hoewel sommige bedrijven melding maakten van terughoudendheid bij klanten, bleef het totale aantal ontvangen nieuwe orders positief, wat werd toegeschreven aan nieuwe klanten en een verbetering van de vraag.
Toename productieomvang
De gegevens voor juni lieten voor de vierde achtereenvolgende maand een toename zien van de productieomvang in de industrie. De minder grote stijging van het aantal nieuwe orders zorgde er echter voor dat de productiestijging minder groot was dan vorige maand.
Banengroei
De werkgelegenheid bij de productiebedrijven steeg aan het eind van het tweede kwartaal opnieuw. De banengroei was naar verluidt het gevolg van de productievereisten en groeiplannen van de bedrijven.
Er waren aanwijzingen dat er sprake was van overcapaciteit bij de industriƫle bedrijven, met een zeventiende achtereenvolgende daling van de hoeveelheid onvoltooid of nog niet uitgevoerd werk. Sommige bedrijven maakten melding van pogingen hun achterstanden weg te werken, terwijl andere de daling toeschreven aan de matte vraag.
Verkleining materiaalvoorraad
De hoeveelheid ingekocht materiaal daalde in juni. Met uitzondering van mei, is er al bijna twee jaar maandelijks sprake van een daling van de inkoopactiviteiten. Er waren aanwijzingen dat de bedrijven hun voorraadniveaus bewust verlaagden. De bedrijven verkleinden inderdaad hun materiaalvoorraad in juni. Deze daling was aanzienlijk en de grootste in zes maanden.
De bedrijven gaven aan dat wanneer zij materialen inkochten, de levertijden over het algemeen langer waren. Deze eerste verslechtering van de prestatie van leveranciers sinds december 2022 werd toegeschreven aan de spanningen in de Rode Zee.
Kosteninflatie
Tegelijkertijd zorgde een verdere stijging van de inkoopprijzen in juni ervoor dat er elke maand in het tweede kwartaal sprake is geweest van kosteninflatie. De inflatie deze maand was fors, iets hoger dan vorige maand en het hoogst in bijna anderhalf jaar. Er waren aanwijzingen dat dit het gevolg was van hogere grondstofprijzen en grotere loondruk.
In reactie hierop verhoogden de producenten hun verkoopprijzen in juni in vergelijkbare mate. Deze verkoopprijsverhoging was niet alleen de grootste sinds maart 2023, maar lag ook boven het historisch gemiddelde.
Positief over productievooruitzichten
Tot slot gaven de Nederlandse producenten aan dat zij positief waren over de productievooruitzichten voor het komende jaar. Het percentage optimisten (42%) lag ruim boven dat van de pessimisten (10%). Dit vertrouwen was het gevolg van investeringsplannen voor de capaciteit en van positieve groeiprognoses. Het optimisme was echter voor de tweede maand op rij kleiner dan de maand ervoor en daalde verder onder het onderzoeksgemiddelde op lange termijn.
Volgens Albert Jan Swart, sectoreconoom Industrie bij ABN AMRO, is een lichte daling van het aantal exportorders de boosdoener voor het feit dat het herstel van de industrie duidelijk vaart mindert. Hij wijst erop dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vorige week bekend maakte dat de Nederlandse economie in het eerste kwartaal volgens een tweede berekening met 0,5 procent is gekrompen. āUit de nieuwe cijfers blijkt dat de economie vooral kromp door een daling van de export van goederen, die samenhangt met een afname van de industriĆ«le productie. De industrie heeft in het tweede kwartaal waarschijnlijk beter gepresteerd dan in het zeer zwakke eerste kwartaal. Sinds april duidt de Nevi Inkoopmanagersindex op een verbetering van de bedrijfsomstandigheden en op duidelijke groei van de productie. De (voorlopige) CBS-cijfers over april bevestigen dit. Ondanks de lichte afname van het aantal nieuwe exportorders in juni is het aannemelijk dat de industrie in Q2 meer heeft geĆ«xporteerd dan in Q1.ā