Nederlandse producenten positiever dan collega’s elders in EU
In februari was de stemming onder Nederlandse producenten opnieuw hoger dan gemiddeld in de Europese Unie.
Van de belangrijkste Europese handelspartners lag alleen het vertrouwen in Duitsland hoger dan in Nederland.
Van de belangrijkste Europese handelspartners lag alleen het vertrouwen in Duitsland hoger dan in Nederland. In België was de stemming het negatiefst. In het afgelopen jaar is de stemming onder producenten in Duitsland het meest gedaald, in Nederland het minst. Dat blijkt uit cijfers van het CBS en Eurostat.
Een jaar eerder, in februari 2022, was het producentenvertrouwen in de EU gemiddeld nog 12,7. In februari 2023 lag de indicator op -0,6. De stemming van Nederlandse producenten is in diezelfde periode gedaald van 6,0 naar 1,2, maar ligt nu wel boven het EU-gemiddelde. In Duitsland daalde de stemming het sterkst, maar bleef iets hoger dan in Nederland. De stemming van producenten in België was in februari 2023 aanzienlijk lager dan een jaar eerder en het negatiefst van de belangrijkste Europese handelspartners.
Producenten vinden voorraden te groot
Alle drie de deelindicatoren van het producentenvertrouwen zijn in februari verslechterd ten opzichte van een jaar eerder. Het oordeel over de voorraden is overal negatief, er zijn meer producenten die hun voorraad te groot vinden dan die hun voorraad te klein vinden. Vooral in Duitsland is dit omgeslagen van positief naar negatief. Over de verwachte productie zijn producenten in de meeste getoonde landen nog steeds positief gestemd, behalve in België.
Basismetaal en machine-industrie
Bij de bedrijfstakken binnen de industrie is de stemming in de papierindustrie in alle getoonde landen sterk gedaald. In de basismetaalindustrie en de machine-industrie is de stemming in Nederland juist gestegen, terwijl deze in andere landen afnam. In Duitsland en vooral Frankrijk is het vertrouwen binnen de auto- en aanhangwagenindustrie sterk gedaald.
Onvoldoende vraag
Meer producenten in de EU ervaren onvoldoende vraag als voornaamste belemmering in de bedrijfsvoering. Dat blijkt uit de vraag over de voornaamste belemmering voor producenten in hun bedrijfsvoering die in de conjunctuurenquête elk kwartaal wordt gesteld. In het eerste kwartaal van 2023 gaf gemiddeld bijna 20 procent in de EU dat aan, een jaar eerder nog ruim 13 procent. Met ruim 40 procent wordt deze belemmering het meest in België ervaren en met bijna 14 procent het minst in Duitsland. In Nederland noemt ruim 15 procent van de bedrijven onvoldoende vraag als voornaamste belemmering in de bedrijfsvoering.
Het percentage producenten dat een tekort aan arbeidskrachten als voornaamste belemmering ziet, is in diezelfde periode nagenoeg gelijk gebleven in de EU. In Nederland en Duitsland is het aandeel bedrijven die deze belemmering ervaren iets gestegen. Met bijna 28 procent lag het cijfer in het eerste kwartaal voor Nederland dan ook hoger dan het EU-gemiddelde van 19 procent. In Spanje en Italië wordt het tekort aan arbeidskrachten relatief weinig ervaren als voornaamste belemmering in de bedrijfsvoering.
Concurrentiepositie op wereldmarkt
Ondernemers in de Europese industrie zagen in het eerste kwartaal van 2023 hun concurrentiepositie op de wereldmarkt verslechteren. Het saldo voor de EU, -8 procent, lag in hetzelfde kwartaal een jaar eerder op bijna -2 procent. In Nederland houden de optimisten en pessimisten elkaar in evenwicht als het gaat over de concurrentiepositie op de wereldmarkt. Alleen in Spanje en Italië waren producenten positiever dan in Nederland. In Frankrijk, Duitsland en vooral België waren producenten negatiever over dit onderwerp dan een jaar eerder.