Ondernemers minder positief – NEVI PMI mei 52.2
De NEVI PMI in mei was 52.2, slechts minimaal hoger dan het cijfer van april en ondanks een grotere stijging van het aantal ontvangen nieuwe orders. De verwachtingen van de producenten voor de toekomstige productieomvang waren in mei duidelijk minder positief en de betreffende index daalde naar het laagste niveau in negenenzestig maanden.
In mei was de groei van de productie opnieuw aanzienlijk, zo blijkt uit de nieuwste cijfers van NEVI. De toename van de nieuwe orders, hoewel de grootste in vier maanden, bleef hierbij achter. Daardoor namen de achterstanden fors af en bereikte de voorraad gereed product bijna een recordniveau. De voorraad ingekochte materialen nam af en de levertijden namen wel meer toe dan in april, maar minder dan alle andere maanden sinds augustus 2013. Hoewel de werkgelegenheid wederom toenam, was deze groei de op een na laagste in bijna drie jaar. De inkoopprijsinflatie was het laagst in tweeëndertig maanden, wat vervolgens bijdroeg aan de kleinste stijging van de verkoopprijzen in tweeënhalf jaar.
Bemoedigend signaal
“Een voorzichtig positief signaal is mogelijk de beste kwalificatie: de NEVI PMI is heel licht gestegen, van 52.0 in april naar 52.2 in mei”, zegt Bart Vos, NEVI hoogleraar Inkoopmanagement aan de Universiteit van Tilburg. “De glijvlucht naar beneden is dus (voorlopig) gestopt, maar het is nog te vroeg om van een trendbreuk te spreken. Deze score is immers nog steeds onder het lange termijn gemiddelde van 52.7. Verder blijkt bij een nadere analyse van de cijfers dat producenten niet bepaald optimistisch zijn over de toekomst. De Toekomstige Productie index daalde naar het laagste niveau sinds 2013. Slechts 36% van de bedrijven blijkt volgens de laatste PMI cijfers uit te gaan van een stijgende productie in het komende jaar. En dat terwijl het aantal ontvangen nieuwe orders de afgelopen maanden een stijgende lijn laat zien, maar nog steeds wel onder het groeitempo van 2017 en 2018. De minder rooskleurige toekomstverwachting heeft alles te maken met zorgen over het lagere groeitempo in zowel de Eurozone als in de rest van de wereld. Die zorgen vallen in het licht van recente mondiale ontwikkelingen ook wel te begrijpen. Er is een groeiende bezorgdheid over een verdere escalatie van het handelsconflict tussen de VS en China. Over en weer worden importheffingen opgelegd, het gaat daarbij om honderden miljarden dollars aan goederen. De Nederlandse minister van buitenlandse handel, Sigrid Haag, stelde recent dat dit soort tarieven contraproductief zijn voor een klimaat van vrije (wereld)handel. En dan komt Trump dus met ingang van 10 juni met een zogenaamde ‘migrantenheffing’ van 5% op alle Mexicaanse producten. De Amerikaanse president heeft aangekondigd dat dit percentage op kan lopen tot 25% in oktober als Mexico niets doet aan de migrantenstroom richting de VS. Voor Nederlandse bedrijven is dit vermoedelijk ‘ver van hun bed’, maar wereldwijd is geschokt gereageerd. Deze heffing heeft immers niets met handel te maken. Dan is er dichter bij huis natuurlijk nog de Brexit soap. De Britse premier Theresa May heeft dan wel haar vertrek aangekondigd, maar daarmee is er bepaald nog geen duidelijkheid over de concrete invulling van een Brexit. Naar verwachting zal een no-deal oplossing forse schade betekenen voor de Britse economie en dat is ook slecht nieuws voor het Nederlandse bedrijfsleven. Het Verenigd Koninkrijk is immers na Duitsland, economisch ook al niet in heel goede doen, onze grootste exportpartner. Het is dus zeker nog te vroeg om te juichen na de lichte stijging van de NEVI PMI in mei. Eén zwaluw maakt immers nog geen zomer, maar het is na een lange periode van daling toch in ieder geval een bemoedigend signaal.”