PME en PMT verlagen pensioenen in 2021 niet
De metaalpensioenfondsen PME en PMT hoeven de pensioenen in 2021 niet te verlagen. Doordat de actuele dekkingsgraad van beide fondsen in het vierde kwartaal van 2020 is gestegen, is de dreiging van pensioenverlaging voor dit jaar afgewend. De jaren daarna zijn onzeker.
Doordat de actuele dekkingsgraad van het fonds in het vierde kwartaal van 2020 van 93,7% naar 97,2% steeg, is de dreiging van pensioenverlaging voor dit jaar afgewend.
De dekkingsgraad van PME (metalektro) steeg van 93,7% naar 97,2%, die van PMT (Metaal & Techniek) van 92,2% naar 95,4%.
PMT: pak van ons hart
Dat de dekkingsgraad van PMT in het vierde kwartaal is gestegen, komt onder andere door de positieve rendementen van de returnportefeuille, voornamelijk uit aandelen. Het beleggingsrendement was in het vierde kwartaal van 2020 4,6%. Het totale rendement over 2020 was 10,0%. Met een dekkingsgraad van 95,4% hoeft PMT de pensioenen van zijn deelnemers en gepensioneerden in 2021 niet te verlagen. De verlenging van de vrijstellingsregeling biedt fondsen de gelegenheid pensioenen niet te verlagen bij een dekkingsgraad boven de 90%. PMT-bestuurder Jos Brocken: “Geen verlaging van de pensioenen in 2021 is een pak van ons hart. Het gemiddelde pensioen van onze deelnemers, de metaalbewerkers, installateurs en automonteurs is al geen vetpot. Een verlaging van tientallen euro’s zou vreselijk zijn geweest.”
Terry Troost, sinds 1 januari de werkgeversvoorzitter van PMT, vult aan: ”De kans op verlaging in de transitiefase tot uiterlijk 2026 is echter nog wel aanwezig. De nieuwe berekeningsgrondslag voor de UFR treedt in werking dit jaar en dat betekent een eerste stap in een verdere verlaging van de rekenrente. De komende jaren kan deze nieuwe systematiek leiden tot een daling van de dekkingsgraad bij PMT.”
PME: moeilijk jaar
PME behaalde over het gehele jaar een rendement van 10,6% op de beleggingen. Het fonds sloot 2020 af op een iets lagere dekkingsgraad dan de 98,9% waarmee het jaar werd gestart. Eric Uijen, voorzitter uitvoerend bestuur PME: “Het jaar 2020 was – met name vanwege de wereldwijde coronasituatie – een moeilijk jaar, ook voor veel bedrijven en hun medewerkers in de metaalsector. We zijn dan ook blij dat er dit jaar geen noodzaak is om de pensioenen te verlagen. Ondanks de instabiele economische situatie en onrust op de financiële markten, is er een positief rendement gerealiseerd op de beleggingen van ruim 10%. De dekkingsgraad was aan het eind van het jaar met 97,2% ruim boven de voor dit jaar gestelde ondergrens van 90%. Dat betekent dat PME de pensioenen in 2021 niet hoeft te verlagen. Dat is een opluchting voor de deelnemers én voor het bestuur.”
Komende jaren onzeker
Vooruitkijkend naar de komende jaren, op weg naar de introductie van het nieuwe stelsel, ziet Uijen extra uitdagingen: “Afgaande op onze eigen berekeningen, en die van andere grote fondsen, blijft de kans op een verlaging de komende jaren zeker bestaan. Zo heeft alleen de nieuwe UFR voor ons al een negatieve impact op onze dekkingsgraad van in totaal ongeveer 6%-punt, verdeeld over 4 jaar. Ook de premiedekkingsgraad vraagt onze volle aandacht. De aandelenmarkt is dit jaar positief van start gegaan, maar we moeten rekening houden met grote schommelingen in de komende jaren, het einde van de coronacrisis is nog niet in zicht. Wij vinden het daarom belangrijk dat wij in onze eigen uitingen, maar dat ook in politieke uitingen, aandacht is voor eerlijk verwachtingsmanagement.”
Vermogen en verplichtingen gestegen
Het totaal vermogen van het PME fonds nam in het vierde kwartaal van 2020 toe van € 58,0 miljard tot € 61,4 miljard. Deze stijging komt voornamelijk door de positieve rendementen van de beleggingen in aandelen. De beleggingen in onroerend goed, hoogrentende waarden en de alternatieve beleggingen van het fonds kenden ook een positief rendement. De vastrentende waarden stegen in waarde als gevolg van de gedaalde marktrente. Tegenover deze waardestijging van de vastrentende waarden door de rentedaling, staat de stijging van de waarde van de verplichtingen. Deze namen toe van € 61,9 miljard naar € 63,1 miljard.