Snelle daling aantal nieuwe orders
De Nevi Inkoopmanagersindex is verder gedaald, van 44,9 in april naar 44,2 in mei. Het aantal nieuwe orders daalde snel.
De respondenten gaven aan dat de zwakke vraag zorgde voor een betere beschikbaarheid van materialen bij de leveranciers.
De daling is de negende achtereenvolgende verslechtering van de bedrijfsomstandigheden in de Nederlandse productiesector. Dit was bovendien de grootste achteruitgang in drie jaar.
Daling productieomvang
De aanhoudend zwakke vraag had een negatieve impact op de stand van zaken in de sector en was de belangrijkste reden voor de grotere dalingen van de productieomvang en het aantal nieuwe orders. De inkoopactiviteiten liepen vervolgens aanzienlijk terug en de bedrijven verkleinden hun voorraden om deze aan te passen aan de lagere werklast.
Daling kostendruk
De matte marktomstandigheden hadden echter ook positieve gevolgen. De gegevens voor mei lieten een verdere verbetering zien van de prestatie van leveranciers, wat leidde tot een daling van de kostendruk. De bedrijven maakten melding van de grootste daling van de inkoopkosten sinds 2015 en van de eerste daling van de verkoopprijzen in bijna drie jaar.
Het gebrek aan nieuwe orders en de voorkeur voor het benutten van bestaande voorraden, zorgden ervoor dat de bedrijven halverwege het tweede kwartaal hun inkoopactiviteiten verkleinden. De daling van de hoeveelheid ingekocht materiaal was aanzienlijk en groter dan in april. De materiaalvoorraad daalde hierdoor fors en de periode van krimp komt hiermee op vier maanden. De voorraad gereed product nam eveneens aanzienlijk af.
Betere beschikbaarheid materialen
De respondenten gaven aan dat de zwakke vraag zorgde voor een betere beschikbaarheid van materialen bij de leveranciers. De gemiddelde levertijden waren daarom in mei voor de vijfde maand op rij aanzienlijk korter. De betere beschikbaarheid van materialen zorgde in mei voor een verdere daling van de inkoopprijzen, de derde op rij. De daling van de gemiddelde bedrijfskosten was zelfs de grootste sinds januari 2015 en werd door de panelleden toegeschreven aan de lagere energie- en grondstofprijzen. Deze kostenbesparingen werden vervolgens doorberekend, waardoor er voor het eerst sinds juli 2020 sprake was van lagere verkoopprijzen. Ondanks de aanhoudende verslechtering van de marktomstandigheden bleven de bedrijven positief over de vooruitzichten voor de productieomvang voor de komende twaalf maanden. De hoop op een verbetering van de vraag, de ontwikkeling van nieuwe producten en plannen voor capaciteitsuitbreiding werden als redenen genoemd voor dit vertrouwen. Toch was er onder de panelleden sprake van terughoudendheid, zo bleek uit de mate van vertrouwen die het laagst was in vijf maanden.
Rente en inflatie
Volgens Albert Jan Swart, sectoreconoom industrie bij ABN AMRO, gaat de industrie gebukt onder trage economische groei die wordt veroorzaakt door de snel gestegen rente en de hoge inflatie. “Ondernemingen zijn nog steeds voorraden aan het afbouwen, omdat toeleveringsketens weer functioneren, financieringskosten zijn gestegen en de vraag zwak is. Vanwege de zwakke vraag verlagen ondernemingen ook de productie. De afbouw van voorraden duurt langer dan verwacht. Het is wel aannemelijk dat overtollige voorraden inmiddels bijna zijn weggewerkt, wat na de zomer zou kunnen leiden tot aantrekkende vraag.”
Sterk herstel niet te verwachten
Anderzijds zal de hogere rente volgens Swart leiden tot een lagere vraag naar bouwmaterialen. “Vanwege hogere financieringslasten zal de bouw van woningen in de tweede helft van dit jaar dalen. De zwakke vraag naar industriële producten is deels het gevolg van de sterke prijsstijgingen sinds eind 2021. Het goede nieuws is dat inmiddels niet alleen de afzetprijzen dalen, maar – vooral als gevolg van lagere energieprijzen – ook de inkoopkosten.
Toch staat de gasprijs in Europa nog ongeveer twee keer zo hoog als twee jaar geleden. Dit maakt het voor energie-intensieve industrieën in Europa moeilijk om met bedrijven uit andere delen van de wereld te concurreren. In de chemie heeft dit geleid tot een dubbelcijferige daling van de productie. De economie van Duitsland, dat enkele bekende chemiereuzen huisvest, zit zelfs in een recessie. Dit is een probleem voor de Nederlandse industrie, omdat Duitsland de belangrijkste exportmarkt is. De vraag kan wat verbeteren wanneer alle overtollige voorraden zijn afgebouwd. Een sterk herstel is echter niet te verwachten zolang andere economische ontwikkelingen nog tegenzitten. De centrale banken hebben de rente nu een aantal keren verhoogd om de inflatie te beteugelen. We verwachten de eerste renteverlaging niet eerder dan tegen het eind van 2023. Dit jaar zal daarom lastig blijven voor de industrie.”