StaalJournaal: staalprijzen blijven komende maanden stabiel
Er zijn de komende maanden geen spectaculaire veranderingen van de staalprijzen te verwachten. Want de economische situatie verandert nauwelijks en het effect van de nieuwe importmaatregelen zal zich mogelijk pas later dit jaar laten gelden, zo meldt het StaalJournaal van juni.
Het Staaljournaal gaat uitgebreid in op die importmaatregelen. De EU heeft immers aangekondigd dat de huidige importheffingen (Safeguards) per 1 juli a.s. toch verlengd gaan worden en wel tot 1 juli 2026. Daarbij wordt de jaarlijkse indexatie van de invoervolumes verlaagd van 4 naar 1 %, maar ook de quotaregeling ondergaat een wijziging die kan uitmonden in fors lagere importhoeveelheden.
Dumping tegengaan
De Safeguards zijn enkele jaren geleden ingesteld vanwege dumping op de Europese staalmarkt door diverse landen uit voornamelijk het verre en Midden-Oosten. Om dat tegen te gaan en ook de EU-staalproductie te beschermen besloot de Europese Commissie, in navolging van de VS, een importheffing in te voeren. Staal exporterende landen mochten jaarlijks tot een bepaalde maximum hoeveelheid materiaal leveren naar de EU. Tonnages boven die vastgestelde volumes werden belast met 25%.
Quotum
De maatregel hield ook in dat er een indeling per land of per groep werd gemaakt. Sommige landen werd een individueel quotum toebedeeld, zoals Turkije, India, Korea en Servië. Maar andere landen werden in een groep ingedeeld met een gezamenlijk maximum quotum voor warmgewalste coils van (dit jaar) 923.594 ton per kwartaal. Dat zijn o.a. China, Taiwan, Vietnam, Japan en Egypte. Zij mochten ongelimiteerd leveren met het eerdergenoemde tonnage van ruim 923.000 ton coils als gezamenlijk plafond. Overschrijdende hoeveelheden geleverd worden belast. Vooral Vietnam, Japan, Egypte en Taiwan domineerden hier als leveranciers en profiteerden van het gegeven dat diverse landen binnen die groep geen of weinig tonnages exporteerden, zoals Australië. De verandering die per 1 juli a.s. in werking gaat raakt vooral groepsleden die al jaren grotere tonnages naar Europa leveren.
Bijvoorbeeld Vietnam heeft door de wijziging nu een quotum van ruim 142.000 ton, maar zal dit kwartaal circa 250.000 ton exporteren. In de nieuwe regeling mag elk land binnen die groep maar maximaal 142.000 ton de EU binnen brengen. Alle tonnages daarboven worden met heffing belast. Het StaalJournaal rekent voor: “Als we de hiervoor genoemde cijfers even als voorbeeld nemen zou het betekenen, dat ca. 108.000 ton (ca. 250.000 ton minus 142.000) onder de heffing komt te vallen. In harde cijfers betekent dit, wanneer de importprijs pakweg 600 Euro/ton is en de heffing van 25% wordt toegepast, effectief een prijsverhoging van ca. 150 Euro per ton. Import van warmgewalste coils wordt dan per saldo aanmerkelijk duurder.”
Voor- en tegenstanders
Inmiddels is deze wijziging van de Safeguards regeling ook aangenomen en treedt die dus per 1 juli in werking. Er zijn voor- en tegenstanders van deze aanpassing. Vooral traders die importmateriaal verhandelen maken bezwaar, maar ook afnemers zoals servicecenters, handelaren en o.m. buizenproducenten, die zelf deels en soms veel volumes rechtsreeks buiten de EU kopen, hebben kritiek. Sommige criticasters zeggen ook dat deze verandering juist ook weer andere landen in Azië of Midden-Oosten uitnodigt te gaan exporteren naar de Europese markt. Voorstanders van de aanpassing zijn – natuurlijk – te vinden bij de staalproducenten binnen Europa. Nadat de wijziging werd bekend gemaakt trokken enkele producenten zich terug van de markt en kondigden daarna prijsverhogingen aan.
Minder staalbehoefte
Het StaalJournaal noemt de reactie van de EU-staalmakers niet onlogisch: “Maar deze is tegelijkertijd niet marktconform. Inderdaad hebben zij zeker last van goedkoop importstaal, maar moeten zij zich ook realiseren dat de behoefte aan staal afgenomen is vanwege de zwakke economie. Dus ook Europese fabrieken noteren minder opdrachten, wat geleid heeft tot kortere levertijden alsmede meer onderlinge concurrentie op de markt. Vandaar ook dat vele inkopers nu aarzelen nieuwe opdrachten te plaatsen. Immers zijn offertes met hogere prijzen dan de vorige maand wel realistisch? Het effect van de nieuwe importregeling kan zijn dat EU-fabrieken meer orders krijgen, maar ook dat er meer in o.a. Turkije gekocht gaat worden, want dat laatstgenoemde land heeft nog voldoende ruimte in het haar toebedeelde quotum. Bovendien zullen inkopers, die nu plotseling hun bronnen in bijvoorbeeld Vietnam of Japan beperkt zien worden, op zoek gaan naar alternatieven. M.a.w. of hogere prijzen op termijn houdbaar zijn is nog maar de vraag. Wellicht zal er over een korte periode wat stijging te zien zijn, maar over de langere termijn heerst grotere onzekerheid.”
Renteverlaging
Een positief signaal voor de economie in het begin van deze maand was de lang gehoopte renteverlaging door de ECB. Toch zien velen de wijziging van 0,25% als veel te weinig en menen zij dat het huidige niveau van 3,75% zeker teruggebracht moet worden naar 3% of zelfs lager. Andere bedreigingen voor de staalproducenten zijn de heersende overcapaciteit en de voortgaande de-industrialisatie binnen de EU. Ook noemt het StaalJournaal weer de invoering van het CBAM registratiesysteem. De bezwaren tegen respectievelijk klachten over de kostenstijging en zwaardere administratieve lasten hiervan nemen hand over hand toe. Er wordt zelfs gedacht een gezamenlijk blok te vormen van staalfabrikanten en distributeurs om met de EU over deze regeling in conclaaf te gaan.
“De-industrialisatie in de EU is een ander zorgwekkende ontwikkeling. Die neergaande trend blijkt vooral uit de alsmaar dalende staalproductie en het dito verbruik binnen Europa. In 2008 werd 185 miljoen ton (mto) geproduceerd, maar in 2023 is dat volume gedaald met ruim 30% oftewel 57 mto naar 128 mto. Dit terwijl in 2019 nog 150 mto werd gefabriceerd. In datzelfde jaar bedroeg het verbruik 144 mto, maar vorig jaar is dat gedaald naar 126 mto (-18 mto). Het is mede daarom waarom staalfabrieken klagen nauwelijks prijsverbeteringen te kunnen realiseren, maar daardoor ook hun financiering voor de transitie van conventioneel naar Co2-neutraal produceren bedreigd zien worden.”