Teruggang productiesector zet hard door
De coronapandemie leidde in mei tot een PMI-cijfer van 40.5, het laagste sinds het hoogtepunt van de wereldwijde financiële crisis in mei 2009.
De productie daalde in het op een na hoogste tempo ooit en de afname van het aantal nieuwe orders – de derde op rij – was een van de grootste sinds het begin van dit onderzoek. Hetzelfde geldt voor de export orders. De werkgelegenheid nam in de op een na grootste mate in bijna elf jaar af. Tegelijkertijd werden de achterstanden opnieuw verkleind. De daling van de hoeveelheid onvoltooid of nog niet uitgevoerd werk was kleiner dan in april, maar bleef een van de grootste in meer dan zeven jaar. De inkoopactiviteiten namen verder af en de hoeveelheid ingekocht materiaal daalde in de grootste mate sinds april 2009. De voorraad ingekochte materialen was voor de eerste keer sinds februari kleiner en deze daling was de grootste in zeven jaar. De levertijden namen opnieuw toe. De inkoopprijzen daalden in de grootste mate sinds april 2016 en de verkoopprijzen in de grootste mate sinds november 2009. De productievooruitzichten voor de komende twaalf maanden waren voor de tweede maand op rij negatief, zij het iets minder pessimistisch dan in april.
‘Onzeker of bodem is bereikt’
“Veel ondernemers geven aan tijdelijke banen te hebben geschrapt om kosten te besparen. Aangezien de orderportefeuilles verder zijn geslonken en het aantal nieuwe orders verder afneemt, is het de vraag of de industrie de bodem al bereikt heeft”, zegt Albert Jan Swart, sectoreconoom industrie bij ABN AMRO. “Sommige bedrijven, zoals producenten van verpakkingen voor consumentengoederen, kunnen in juni waarschijnlijk profiteren van de verlichting van ‘lockdowns’ in binnen- en buitenland. Maar de vraag naar kapitaalgoederen zal naar verwachting de komende maanden nog zwak blijven.”
Swart wijst erop dat de Nederlandse industrie verder inteerde op de openstaande orders. De omzet is de laatste maanden flink gedaald en het eind is nog niet in zicht. Uit een analyse van ABN AMRO blijkt dat de Nederlandse industrie in het tweede kwartaal zo’n 10 miljard euro aan omzet misloopt. “Ondernemers snijden dan ook flink in de kosten. De scherpe afname van inkoop en ingekochte voorraad wijst erop dat producenten hun liquiditeitspositie willen versterken. Ondernemers sneden voor de derde maand op rij in de loonkosten. Opnieuw geven veel ondervraagde bedrijven aan tijdelijke contracten te hebben beëindigd.”
Toeleverketens nog sterk ontregeld
De productie in China is weer goed op gang gekomen en ook in diverse Europese landen openden veel fabrieken vorige maand weer de deuren. Toch zijn toeleveringsketens nog altijd sterk ontregeld, zoals blijkt uit de deelindicator voor levertijden, die in mei verder opliepen door problemen bij productie en in de logistiek. Hoewel er nog steeds tekorten zijn aan allerlei onderdelen, lijken de leveringsproblemen niet te leiden tot inflatie. Integendeel; zowel de inkoop- als de afzetprijzen daalden in mei sterk. De inkoopprijzen daalden mede door lagere prijzen van olie en grondstoffen. Producenten verlaagden de verkoopprijzen vanwege de lage vraag naar hun producten.
Ondernemers zijn wel iets minder pessimistisch geworden over de komende twaalf maanden. De cijfers over het producentenvertrouwen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) lieten eind mei al een vergelijkbaar beeld zien. Heeft de Nederlandse industrie dan de bodem bereikt? Swart: “Vooralsnog wijst de verdere afname van nieuwe orders daar niet op. Het risico bestaat dat sommige bedrijven door hun orderportefeuilles heen raken, waardoor de productie verder kan inzakken. Wel heeft de vraag naar consumentengoederen misschien de bodem bereikt. Door de versoepeling van ‘lockdowns’ in diverse Europese landen kan de vraag naar bijvoorbeeld verpakkingen voor horeca-producten uit het dal klimmen. Dit is echter maar een klein segment in vergelijking met de gehele Nederlandse industrie. Met name de vraag naar investeringsgoederen is zwak.”