Tientallen euro’s meer loon voor werknemers in metaal & techniek
De eerste loonstrook van het nieuwe jaar betekent voor werkenden in de metaal & techniek goed nieuws. Ze houden er namelijk netto meer aan over dan afgelopen jaar. Werkenden met een modaal salaris krijgen enkele tientallen euro’s meer. Dit blijkt uit berekeningen van HR- en salarisdienstverlener ADP Nederland.
Wie een modaal salaris in de metaal & techniek en bij de overheid verdient, ontvangt maandelijks € 74 meer.
Het merendeel van de werknemers in Nederland gaat er netto op vooruit. Naast metaal & techniek profiteren vooral ook werkenden in de bouw, zorg & welzijn, transport en bij de overheid.
Wettelijk minimum uurloon
Werknemers met een minimumloon en een werkweek van meer dan 36 uur zien de grootste stijging in het nettoloon. Dit is het gevolg van de introductie van het wettelijk minimumuurloon in 2024. Voorheen was er sprake van een minimumloon per maand, week of dag. Als je 40 uur per week werkt en het minimumloon verdient, krijg je ten opzichte van 2023 vier uur extra per week betaald.
Metaal & techniek
In de bouwsector leidt deze verandering bij een 40-urige werkweek tot een netto stijging van € 205 per vier weken. In de sector metaal & techniek gaat het om een toename van € 254 per maand. Bij de overheid en in de zorg & welzijn bedraagt de stijging € 112 en € 116 per maand. “Deze bedragen zijn lager, omdat de standaard in deze sectoren een 36-urige werkweek is,” verklaart Dik van Leeuwerden, expert in wet- en regelgeving bij ADP Nederland.
Wie een modaal salaris in de metaal & techniek en bij de overheid verdient, ontvangt maandelijks € 74 meer. In de zorg & welzijn en de transportsector is deze toename € 73. In de bouwsector houden werknemers per vier weken € 75 meer over. Omgerekend is dat per maand een toename van € 81. Met name verlaging van diverse cao-gebonden premies in deze sector zorgen voor een iets hoger nettoloon ten opzichte van de andere sectoren.
Jongeren en pensioen
Voor jongeren onder de 21 jaar kan het netto salaris lager uitvallen door de verlaging van de aanvangsleeftijd voor pensioendeelname van 21 naar 18 jaar. Dit betekent dat zij vanaf 2024, als er sprake is van een pensioenregeling bij de werkgever, vanaf een jongere leeftijd verplicht pensioenpremies moeten betalen.
Gepensioneerden
Een hogere algemene heffingskorting en een lagere bijdrage voor de Zorgverzekeringwet zorgen voor een marginale stijging van het netto aanvullend pensioen. Hierbij moet nog wel opgemerkt worden dat de netto AOW-uitkering hoger uitvalt. Gehuwden ontvangen elk € 52 netto meer per maand. Alleenstaanden zien een toename van € 80 netto per maand aan AOW-uitkering. Bij deze berekening is ervan uitgegaan dat de heffingskorting op de AOW-uitkering wordt toegepast.
Werkgeverslasten
In alle sectoren zijn werkgevers voor een werknemer met een modaal bruto salaris minder kwijt aan werkgeverslasten. Bij de overheid is deze daling het hoogst, namelijk € 29. Een modaal werknemer in de transportsector is € 10 voordeliger. Verdient de werknemer een ander loon dan modaal, dan ziet de werkgever de kosten juist stijgen, wat per sector van elkaar verschilt. De kosten voor werknemers met een minimumloon of net daarboven stijgen door de invoering van het wettelijk minimum uurloon. Over dit hogere loon zijn ook meer pensioenpremies en premies werknemersverzekeringen verschuldigd. Werkgeverslasten voor werknemers die twee keer modaal verdienen stijgen.
In de transportsector wordt een werknemer die twee keer modaal verdient € 143 duurder. Belangrijke oorzaak hiervan is dat werkgevers voor deze werknemers over een hogere grondslag pensioenpremie moeten afdragen. Daardoor stijgt dit bedrag met € 59. Bij de overheid stijgen de werkgeverslasten voor een werknemer die twee keer modaal verdient met € 11. Hier hoeft de werkgever juist € 60 minder aan pensioenpremie af te dragen.
Pensioenpremies
De pensioenpremies geven een wisselend beeld. De franchise – het deel van het loon waarover geen pensioen wordt opgebouwd – stijgt, maar ook de maximum grondslagen worden verhoogd. Dit betekent dat werkgevers voor werknemers met een lager loon minder pensioenpremie zijn verschuldigd. Voor werknemers met een hoger loon is meer pensioenpremie verschuldigd.
Premies werknemersverzekering en Zorgverzekeringswet
De WW-premie blijft gelijk. De hoge premie voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds is gestegen van 7,11% naar 7,54%. De bijdrage voor de Zorgverzekeringswet (ZVW) daalt voor alle werkgevers met 0,11%-punt van 6,68% naar 6,57%. Per saldo resulteert dit in een stijging van 0,32%-punt.
De premie voor de Werkhervattingskas verschilt per werkgever. De gemiddelde premie daalt met 0,31%-punt. De premie bij de overheid daalt het sterkst met 0,17%-punt.
Werkgevers moeten wel rekening houden dat ze meer premies verschuldigd zijn omdat de grondslag waarover de premies werknemersverzekeringen en de bijdrage van de ZVW worden berekend, per 2024 wordt verhoogd met € 4.672 naar € 71.628. Werkgevers zien deze premiegrondslag de laatste jaren fors stijgen. Ter illustratie, in 2020 was het maximum nog € 57.232.